Voorbereiden op intelligentieonderzoek
Hoe bereid je je kind goed voor op het onderzoek? Je wil dat je kind zijn of haar best doet, maar je wil hem of haar natuurlijk ook niet onnodig zenuwachtig maken.
Je kent je eigen kind natuurlijk het beste, dus met gezond verstand en je oudergevoel heb je vast al wel een idee. Ter aanvulling daarop hier enkele tips!
- Maak het niet te groot: heb het er niet te vroeg en te vaak over.
- Leg uit dat hij/zij denkpuzzels en denkopdrachten gaat doen.
- Vermijd het woord test (dat kan prestatiedruk oproepen),
- maar noem het liever ook geen spelletjes; dat wekt bij kinderen vaak de indruk dat het héél leuk gaat worden, en dan valt het tegen als blijkt dat het soms ook moeilijk of saai kan zijn.
- Vertel je kind dat hij/zij sommige opdrachten leuk vinden, en andere opdrachten misschien minder leuk. Sommige opdrachten zal hij/zij makkelijk vinden, andere zijn moeilijk. Dat is normaal.
- Leg het doel uit: we doen het onderzoek omdat we willen weten hoe zijn/haar hoofd werkt en wat hij/zij al wel kan en wat nog niet, zodat wij en de leerkracht hem/haar beter kunnen begrijpen.
- Het is belangrijk om je best te doen, maar het geeft niet als hij/zij dingen moeilijk vindt of iets niet weet of kan.
- Oefen geen intelligentieopdrachten/tests op bijvoorbeeld internet met je kind, want dat maakt de uitslag onbetrouwbaar én je loopt het risico dat kinderen al verveeld zijn als ze aan de opdrachten beginnen, waardoor de kans op onderpresteren toeneemt.
- Wees voorzichtig met het beloven van cadeautjes of lekkers na afloop, want dan zie je soms dat kinderen het onderzoek afraffelen, om snel de beloning te kunnen incasseren.
- Belangrijk is dat je kind zich op zijn gemak voelt (dat is mijn taak als je kind binnenkomt), en niet té gespannen is. Maar maak je geen zorgen over een beetje spanning; gezonde spanning is geen probleem!
- Als ouder ben je niet bij het onderzoek. Bereid je kind hier op voor. We maken afspraken over de tijd waarop je je kind weer kunt ophalen en bellen natuurlijk mocht er iets zijn.
- Tussendoor pauzeren we even; je kunt je kind dus iets vertrouwds te eten of te drinken meegeven.
Tot slot: de meeste kinderen vinden de (meeste) opdrachten leuk om te doen. Soms is er de neiging tot onderpresteren (bijvoorbeeld omdat ze niet gewend zijn door te zetten als het moeilijk wordt of ‘weet ik niet’ zeggen bij onzekerheid), maar daar zijn we heel alert op en kunnen we mee omgaan.